Luister duisternis, mijn vriend, Waaraan heb ik het verdiend Dat ik telkens in mijn dromen Dezelfde angst moet tegenkomen? En het visioen dat mij bedreigt En ik iedere nacht weer verwacht Met het geluid van stilte. In iedere droom loop ik alleen Door straten zonder einde heen, Onder een kille straatlantaarn Sta ik in de donkere nacht te staren Tot ik verblind word door een flits In mijn gezicht, neon licht En hoor het geluid van stilte. En dan zie ik telkens weer Tienduizend mensen, misschien meer, Zonder iets te zeggen fluisteren, Horen maar naar niemand luisteren. Liedjes schrijven Die geen sterveling zingen wil. Het blijft stil, Ik hoor alleen de stilte. Vreemd dat ik het nu pas weet Dat stilte in mijn hersens vreet. Zijn mijn woorden niet te horen, Gaan mijn gebaren soms verloren? Want mijn woorden Vallen als de regen stil, zonder wil, Echo van niets dan stilte. En men is bang voor elk gebod Van de hoge neon god, En aan alle kanten preken Lichtreclames als een teken Dat de woorden van profeten Op de schuttingen staan als vermaan. Er rest alleen de stilte.