Twee deftige oude dames zaten samen in het bad Ze klaterden met het water en gooiden mekaar nat Ze smeten met het badzout en riepen opeens blij Wat zijn we prachtig, wat zijn we prachtig Wat zijn we prachtig allebei Ze dolden en ze tolden en ze gingen kopje onder Het bad liep bijna over van al dat woelige gedonder Ze juichten en ze joelden als twee kinderen in mei Wat zijn we prachtig, wat zijn we prachtig Wat zijn we prachtig allebei Maar een vriendin kwam onverwacht Een bezoek brengen in de nacht Ze hoorden op de gang Het gejoel en het gezang Ze sloop stil uit het huis Om gauw bij haar thuis De anderen te bellen En het nieuws te vertellen De deftige oude dames gewoontegetrouw Gingen samen naar de bridgeclub van de burgemeestersvrouw Die klaar zat met de vriendin en ze riepen blij Wat zijn jullie prachtig, wat zijn jullie prachtig Wat zijn jullie prachtig allebei Meiskes, meiskes, foei