Waarom herken ik altijd de solitaire prins Met zijn glimlachende gang in het spitsuur Waarom herken ik altijd de morgenkoningin Als ze verdwaald is En ze mij aankijkt om een vuurtje Waarom herken ik altijd de allerjongste koning Als hij gluurt door de hekken van het speelkwartier Waarom herken ik altijd de verwaaide keizerin Aan de haven met haar ogen op 'blijf weg, laat me hier' Waarom verduur ik altijd de patser-bastaard in het lawaai Met zijn moppen van het oude lendewater Waarom verzwijg ik altijd de valstrik, die ik verfomfaai Om de mond te snoeren van een voze prater Waarom kroon ik altijd 't geluk in oude lompen Waarom strooi ik mijn bloemen op de straten Om zo de donkere weg te wijzen naar mijn warm kasteel Want dat ligt nu zo verlaten