Amsterdam-Zuid, Rivierenbuurt straten stromen door mijn hoofd papieren bootjes van verlangen, varen richting jeugd Maar het huis is van een ander en je komt er niet meer in maar het huis is van een ander en je komt er niet meer in Mijn vader was een man die terugkwam uit de oorlog ze hadden hem verminkt zijn geest gebroken Hij wandelde door de straat waar hij niet had mogen zijn hij rookte zijn sigaar en hij leek heel tevreden Een oude jas, sigarenas, door de straten van een ingebeelde stad Amsterdam-Zuid, Rivierenbuurt straten stromen door mijn hoofd ik sla een brug van verdriet naar het verleden Maar het huis is van een ander en je komt er niet meer in maar het huis is van een ander en je komt er niet meer in Mijn moeder was een vrouw die terugkwam uit de oorlog ze hadden haar verminkt haar geest gebroken Ze ging naar het Concertgebouw waar zij niet had mogen zijn zij luisterde naar muziek en zij leek heel tevreden Die klankenpracht, een oude klacht door de straten van een ingebeelde stad Amsterdam-Zuid, Rivierenbuurt straten stromen door mijn hoofd ik veeg het water uit mijn ogen en vergeet mijn jeugd Want het huis is van een ander en je komt er niet meer in want het huis is van een ander en je komt er niet meer in Want het huis is van een ander en je komt er niet meer in want het huis is van een ander en je komt er niet meer in En je komt er niet meer in en je komt er niet meer in en je komt er niet meer in en je komt er niet meer in