Elegie Prenatale

Boudewijn de Groot

Ik sta te dromen op de brug
Ik zie de bomen in het water
Ik zie de lucht en even later
Voel ik de blikken in mijn rug
Van alle mensen die daar staan
En die mij streng vertoornd vragen:
Moest jij dat nou echt zo nodig wagen?
Waarom deed je haar zoiets aan?

Ik weet het, het is mijn schuld
Dat ik te vroeg met je moet trouwen
Maar voor 't genoeglijk nestje bouwen
Had de natuur toch geen geduld
Het was zo'n zachte nacht in mei
Maar ga dat maar eens expliceren
Aan al die dames en die heren
Die meer geluk hadden dan wij

Men zegt tot mij: je bent een vod
Je bent de schand van de familie
Van onze propere domicilie
Denk eens aan ons en ook aan God
En daarbij trekt men dan een smoel
Alsof ik knoflook heb gegeten
Van zo'n vent wil geen christen weten
Die kwetst het eerbaarheidsgevoel

Des zondags luistert men naar het woord
En psalmzingt luide altegader
Maar ik sta buiten als de dader
Van een negatieve moord
Vergeving en verdraagzaamheid
Ja die zijn goed voor liberalen
Van die onchristelijke kwalen
Is mijn familie gans bevrijd

Een wijze oom is advocaat
En regelt onze huwelijkszaken
Een hok met uitzicht op de daken
Want anders stonden we op straat
Mevrouw hiernaast, die alles ziet
Zit achter het raam en wringt haar handen
Ze roept gekwetst: het is een schande
Omdat jij moeder wordt, zij niet

Als ik jouw kind was, lieve schat
Dan werd ik liever niet geboren
Dan liet ik niets meer van me horen
Dan bleef ik zitten waar ik zat
Want de familie, lieve meid
Is met de toestand zo verlegen
We hebben de kliek nu eenmaal tegen
Want zij trouwden wel op tijd